Thuis in Brabant, Cris Kremers

Inhoudsopgave

  1. Algemene informatie
  2. Samenvatting
  3. Digitalisering, organisatie en projecten
  4. Meedoen aan Europeana
  5. Route naar Europeana
  6. Investeringen in tijd, geld, toekomst

Den Bosch, 22 maart 2011
______________________________________________________________________________

1. Algemene informatie

 DCE-versie-klein

Wie?
Cris Kremers, coördinator en redacteur van 
Thuis in Brabant (zie ook Twitter). Erfgoedprofessional. Studeerde aan de Reinwardt Academie na een studie logistiek management. Werkt sinds maart 2009 bij Erfgoed Brabant, met een dag in de week voorEuropeanaLocal. Werkte daarvoor onder andere bij de Collectiewijzer en het Tropenmuseum.

Favoriete object Thuis in Brabant?

‘Princenhage, hond voor de etalage van een slagerij’ (1932), collectie Breda’s Museum (voorjaar 2011 op Thuis in Brabant)


Omvang collectie?
370.000 objecten van ruim zestig instellingen

20.000-21.000 unieke bezoekers per maand, 25.000 bezoeken per maand
______________________________________________________________________________

Jaarlijks bezoek online?

2. Samenvatting

Voor veel regionale en lokale erfgoedinstellingen is Europeana ver weg. De erfgoedportal Thuis in Brabant overbrugt de afstand en maakt Noord-Brabantse collecties zichtbaar op Europeana. “Juist voor deze instellingen biedt Europeana kansen”, stelt coördinator Cris Kremers. “Kijk naar het Museum Jan Heestershuis uit Schijndel. Die staat er al een jaar op, tussen al die grote musea uit Europa.”

Sinds mei 2008 is Thuis in Brabant een enthousiaste partner van het project EuropeanaLocal. EuropeanaLocal moet ervoor zorgen dat regionaal en lokaal erfgoed uit Europa toegankelijk is op Europeana. Kremers: “Een instelling als het Museum Jan Heestershuis heeft geen middelen om de collectie op de eigen site aan te bieden. Zo zie je dat als je collectieregistratie in orde is, je ineens ook op een Europees niveau zichtbaar kunt zijn. Dat vind ik mooi. Via Europeana kan het museum haar collectie straks ook op de eigen site aanbieden, met de API van Europeana die sinds kort beschikbaar is.”

Digitalisering Noord-Brabants erfgoed
Op Thuis in Brabant zijn maar liefst 370.000 objecten te zien, ruwweg eentiende van het Noord-Brabants erfgoed. Toch is dit slechts een momentopname, de Noord-Brabantse erfgoedportal breidt voortdurend uit. Niet alleen met nieuwe collecties en objecten, maar ook met nieuwe inhoud en functionaliteiten. De portal is dan ook veel meer dan een zoekmachine voor Noord-Brabants erfgoed. En de ambities liggen hoog. Ondanks dat nog lang niet alle Noord-Brabantse instellingen hun collecties goed hebben geregistreerd en gedigitaliseerd, wil Kremers op termijn al het Noord-Brabantse erfgoed ontsluiten op Thuis in Brabant. Missiewerk in de Brabantse provincie.

Meedoen aan Europeana
Brabants erfgoed hoort op Europeana, daarvan is Kremers overtuigd. Ook de erfgoedinstellingen zelf zien duidelijk de meerwaarde van aansluiting op de Europese portal. Instellingen die zelf weinig of geen middelen hebben kunnen toch de stap naar Europeana zetten. Kremers vraagt zich wel af hoe Europeana meer kan zijn dan louter een zoekmachine. Want het plaatsen van miljoenen objecten op Europeana mag dan al een geweldige prestatie zijn, het gaat om het betekenisvol ontsluiten ervan.

Route naar Europeana
Door mee te doen met EuropeanaLocal is Thuis in Brabant een effectieve schakel tussen Noord-Brabant en Europeana. Als aggregator verzamelt Thuis in Brabant de metadata van Brabantse erfgoedinstellingen en zet deze door naar Europeana. De instellingen hoeven daar zelf niets voor te doen.

Investeringen in tijd en geld, toekomst
Ontsluiting op Europeana kost instellingen nauwelijks extra tijd of geld. Zolang ze hun collecties maar goed hebben geregistreerd en gedigitaliseerd. Instellingen moeten daarbij rekening houden dat Europeana binnenkort de kwaliteitseisen van de aan te leveren metadata opschroeft. Oftewel: voortaan moet elk object een kwalitatief goede afbeelding hebben én een ingevuld rechtenveld. Dit betekent ook voor Thuis in Brabant veel extra werk. Kremers breekt zich nog over de vraag hoe dat moet na 1 juni 2011, als het project EuropeanaLocal eindigt. Want vanaf dan moet Erfgoed Brabant uit eigen middelen de route naar Europeana zien te bekostigen.

Terug naar boven
______________________________________________________________________________

3. DIGITALISERING, ORGANISATIE EN PROJECTEN

Wat is Thuis in Brabant?
Thuis in Brabant is een brede erfgoedportal voor het erfgoed in Noord-Brabant. Ruim zestig erfgoedinstellingen zijn bij ons aangesloten, een aantal daarvan zit in de klankbordgroep voor de website. Het is dus een gezamenlijk project, met Erfgoed Brabant als uitvoerend coördinator. Thuis in Brabant is online sinds 2005. We verzamelen collecties van instellingen in Noord-Brabant en presenteren deze zo mooi, aansprekend en toegankelijk mogelijk. En we willen alle collecties en objecten met elkaar verbinden. De meeste middelgrote tot grote instellingen hebben een selectie van hun collectie op hun website staan, de kleine instellingen vaak nog niet. Toch willen we ook juist de collecties van kleine instellingen verbinden met die van de andere. In 2009 hebben we op Thuis in Brabant ook verhalen toegevoegd over de geschiedenis van Brabant. In totaal een kleine achthonderd gemakkelijk leesbare verhalen.

Hoeveel mensen werken voor Thuis in Brabant?
Eén persoon, en dat ben ik. Dat is een hele uitdaging, want de ambitie is hoog en mijn tijd is beperkt. Ik werk veel samen met twee commerciële partners. Dat zijn Cit,  die de collecties aan elkaar verbindt aan de ‘achterkant’ van Thuis in Brabant, en ab-c mediavoor de vormgeving en de bouw van de site. In het afgelopen jaar ben ik druk geweest met de verdere doorontwikkeling van Thuis in Brabant. Dit jaar gaan we de plannen uitvoeren zodat we begin volgend jaar de vernieuwde site kunnen lanceren. We willen het publiek zo goed mogelijk bedienen: mensen moeten op een zo eenvoudig mogelijke manier toegang krijgen tot al het Noord-Brabantse erfgoed.

Hoeveel collecties staan er nu op Thuis in Brabant?
Iets meer dan 60 erfgoedinstellingen hebben op dit moment hun hele collectie of een gedeelte van hun collectie op Thuis in Brabant staan. Er zijn zo’n honderdtachtig musea in Noord-Brabant waarvan er twaalf op Thuis in Brabant staan. Van de ruim 130 heemkundekringen in Noord-Brabant staan er nu zo’n 35 op Thuis in Brabant. Deze zijn via de Film- en Fotobank Noord-Brabant aangesloten. De overige heemkundekringen willen we in de toekomst ook graag een plaats geven op Thuis in Brabant. We willen ook juist de kleine erfgoedinstellingen, die weinig middelen hebben, de mogelijkheid bieden om hun collectie te tonen op het internet. Deze musea hebben vaak geen eigen site.

Er is dus nog een grote slag te slaan! We willen de komende jaren flink groeien. Dit jaar komen er vijftien tot twintig nieuwe collecties bij. Als we dat dit najaar hebben afgerond, starten we met het aanpassen van de voorkant van de site, de vormgeving.

Hoeveel bezoekers trekken jullie?
We hebben 25.000 bezoeken per maand, zo’n 20.000-21.000 unieke bezoekers. Sinds vorig jaar hebben we een nieuw pakket om de bezoekersaantallen te meten, we kunnen deze daarom niet goed vergelijken met de jaren daarvoor. Maar begin vorig jaar hadden we 12.000-13.000 bezoeken per maand, dus in ruim een jaar is het aantal verdubbeld. Naast de objecten uit de collecties zijn de verhalen over de geschiedenis van Brabant erg populair. We zien dat de bezoekcijfers blijven groeien. Daar ben ik heel blij mee, want op dit moment doen we nog weinig aan promotie voor Thuis in Brabant.

Onze site is heel goed doorzoekbaar voor Google, de meeste bezoekers komen via Google binnen. Zoek je bijvoorbeeld op ‘Romeinen Brabant’, dan zitten we bij de eerste drie resultaten. We trekken zo veel nieuwe bezoekers, dat willen we ook.

Hoever zijn instellingen in Noord-Brabant met digitaliseren?
Heel wisselend. De grote en middelgrote musea hebben vaak al een groot deel van hun collectie gedigitaliseerd en geregistreerd. Vooral bij de kleine musea zie je onderlinge verschillen. Sommige zijn er heel goed in, omdat ze een kleine collectie hebben en een registrator die zich daarmee bezighoudt. Andere hebben nog niets gedigitaliseerd en zitten zonder registrator, omdat ze er de financiële middelen niet voor hebben. Voor deze musea wil Thuis in Brabant een aanjager zijn. Voor mij is het een soort missiewerk om alle musea op Thuis in Brabant te krijgen. Ik ga ze een voor een af, dat is heel tijdrovend.

Ook tonen sommige instellingen hun collectie niet graag op internet, omdat ze bang zijn dat er dan niemand meer naar hun museum komt. Onderzoek toont aan dat dat niet zo is. Een collectie op internet leidt niet automatisch tot meer bezoekers naar je museum, maar de kans is wel groter dat mensen in contact komen met je collectie. En daardoor sneller je naam kennen. Ik wil ze ook overtuigen dat ze op internet moeten zitten om vindbaar te zijn, als je niet vindbaar bent dan besta je niet. Het vergt vaak veel contact en vele uren praten. Daarnaast zijn er ook weer vaak kleine musea die gelijk ja zeggen als ik ze voorstel hun collectie op internet te zetten. Museum de Wieger in Deurne komt binnenkort met vijfhonderd schilderijen op Thuis in Brabant. Dat is nagenoeg hun hele collectie, ze waren heel enthousiast om mee te doen aan Thuis in Brabant. Ook over Europeana waren ze enthousiast.

Ook het Breda’s Museum  komt binnenkort op Thuis in Brabant. Dat museum heeft veel prachtige foto’s van de binnenstad van Breda en plaatst deze in hoge resolutie op Thuis in Brabant. Dat maakt dat je ver kunt inzoomen en de foto’s echt kunt onderzoeken. Zelfs de kleinste details op de achtergrond kun je goed zien, zoals straatnaambordjes op de achtergrond. Zo komen die historische foto’s tot leven, geweldig is dat. Analoog en digitaal vullen elkaar zo aan. We hopen dat meer instellingen hun afbeeldingen op deze manier ter beschikking stellen.

Hebben musea wel voldoende budget voor digitaliseren?
Niet altijd, het gebrek aan financiële middelen is vaak een drempel. Wel kunnen instellingen bij de provincie Noord-Brabant subsidie aanvragen voor het digitaliseren van hun collectie. De provincie stelt aansluiting bij Thuis in Brabant daarbij als voorwaarde. Gefinancierd door de provincie komt bijvoorbeeld binnenkort het Gemeentemuseum Helmond met 2.500 gedigitaliseerde objecten op Thuis in Brabant. Zo is het met veel instellingen. Kloppen ze bij de provincie aan, dan komen ze onvermijdelijk op Thuis in Brabant. Alleen zo kunnen we erin slagen al die bronnen met elkaar te verbinden, want nu het zijn vaak nog verschillende eilandjes. Dat is jammer.

Terug naar boven
______________________________________________________________________________

4. MEEDOEN AAN EUROPEANA

Waarom wilden jullie je als regionale portal aansluiten bij Europeana?
In 2009 zocht EuropeanaLocal een Nederlandse partner. We hebben ons toen gemeld, omdat we ook toen al veel collecties hadden ontsloten op Thuis in Brabant. We vonden het heel waardevol om deze door te kunnen sluizen naar een grote Europese portal. Want ook lokaal erfgoed hoort daar natuurlijk een plek te hebben. Als Erfgoed Brabant sluiten we bovendien graag aan bij vernieuwende initiatieven.

Waarom zien juist ook kleine musea de meerwaarde van Europeana?
Omdat de financiële middelen van kleine musea vaak heel beperkt zijn. Dus hebben ze ook weinig of geen geld voor promotie. Sta je op Thuis in Brabant en op Europeana, dan vergroot je je publieksbereik. Steeds meer mensen komen dan in aanraking met jouw instelling en met jouw objecten. Het is een heel mooi middel om meer bekendheid te krijgen. Als musea eenmaal een plek hebben op Thuis in Brabant, dan is het eenvoudig de collecties beschikbaar te maken voor Europeana. Heel veel instellingen, vooral de kleine, vinden juist dat interessant. Dat ze niet alleen op een provinciaal podium, maar ook op een Europees podium hun collectie kunnen tonen. Dat leidt er dan weer toe dat ze meer aandacht aan het digitaliseren van hun collectie willen besteden.

Zie je ook een meerwaarde in de technologie van Europeana?
Ja, dat is het interessante van EuropeanaLocal, het gaat om meer dan het aansluiten van collecties. Het gaat ook om het vermeerderen van kennis, ik doe veel kennis en informatie op over hoe het aansluiten in z’n werk gaat. Daar hebben we als Thuis in Brabant veel voordeel bij. Europeana stelt veel tools ter beschikking. Zoals die zoekmachine aan de achterkant van Europeana, een open source zoekmachine die beschikbaar is voor het hele erfgoedveld. Europeana zet ook volgende stappen, zoals de ontwikkeling naar het semantische web. Dat zijn mooie ontwikkelingen waaraan we graag meedoen.

Verwacht je door Europeana ook een nieuwe publiek te trekken?
Thuis in Brabant heeft nu vooral een Nederlandstalig publiek. Ruim tachtig procent hiervan komt uit Brabant, de rest uit overige provincies en uit België. Europeana heeft een Europees publiek, dus ook Fransen en Italianen kunnen bij objecten op Thuis in Brabant terechtkomen. We zien de laatste maanden dat dit ook gebeurt. We zitten sinds vorige jaar met een deel van onze collectie op Europeana, maar trekken dus nu al een nieuw publiek, al is het nog weinig.

Bieden jullie de collecties op Europeana ook in het Engels aan?
Thuis in Brabant is nu volledig Nederlandstalig. We gaan de collecties niet in andere talen aanbieden, omdat Europeana daar zelf plannen voor heeft, waarschijnlijk met automatische vertaalmachines. Het valt anders niet te organiseren. Het idee van vertaalmachines is controversieel. Een aantal instellingen die op Thuis in Brabant zitten zien er niet veel in. Ze besteden heel veel zorg aan de Nederlandse beschrijvingen, die zorgvuldigheid gaat verloren bij automatisch vertalen. Daar hebben ze gelijk in. Je ziet wel dat de vertaalmodules steeds beter en geavanceerder worden. Daarnaast ziet een bezoeker op Europeana de vertaalde tekst naast de oorspronkelijk tekst. Dus het is niet zo dat de oorspronkelijke tekst helemaal niet meer zichtbaar is, ik denk daarom dat het wel een mooie tussenoplossing is. Voorlopig is het de enige manier om ook via andere talen objecten te kunnen ontsluiten, dus om een anderstalig publiek te bereiken.

Zie je een meerwaarde in de combinatie met andere collecties op Europeana?
Ja, dat vind ik bijzonder. Ik merk nu al dat als ik op onze collecties zoek in Europeana, dat ik dan bijvoorbeeld ook data van Erfgoedplus.be in België krijg. Ook dat is een grote erfgoedportal. Collecties die eerder niet met elkaar waren verbonden komen zo via Europeana met elkaar in contact.

Welke nadelen heeft Europeana volgens jou?
Europeana telt nu ongeveer vijftien miljoen objecten. Om die op een goede manier te presenteren aan het publiek is een groot probleem. Bij Thuis in Brabant hebben we daar op kleinere schaal al problemen mee. Als je op Europeana zoekt op ‘Romeinse tijd’ in het Engels, dan krijg je misschien drie miljoen objecten. Hoe moet je daar als bezoeker in hemelsnaam doorheen? Ook op Google kijk je alleen naar de eerste tien resultaten. Het is dus de vraag wie er dan bovenaan komt. Je krijgt nu zoveel informatie over je heen gestort, dat het niet meer stimuleert om daar doorheen te gaan. Het is een gigantische prestatie dat vijftien miljoen objecten bij elkaar staan, maar het is wel de vraag hoe je die zinnig kunt ontsluiten. Europeana zoekt naar oplossingen, ondermeer door die ontwikkeling naar het semantisch web. Maar het zal altijd een probleem blijven om zoveel objecten voor zo’n groot gebied te ontsluiten. Want Europeana wil meer zijn dan een zoekmachine, het wil de belangrijkste bron zijn voor Europees erfgoed.

Een ander punt is de actualiteit van de links. Europeana werkt met ontzettend veel partners. Je zoekt, vindt en klikt door naar het object op de website van zo’n partner. Het is een enorm netwerk van links, waarvan de actualiteit lastig is te waarborgen. Ik kom veel links tegen naar sites die niet meer bestaan. Of ik kom op een homepage terecht in plaats van bij het object zelf. Europeana zoekt ook hiervoor naar een oplossing, zoals ook DEN [www.den.nl] bezig is met persistent identifiers. Maar op korte termijn is het lastig hiervoor een oplossing te vinden.

Terug naar boven
______________________________________________________________________________

5. ROUTE NAAR EUROPEANA

Welke rol spelen jullie voor Europeana?
We zijn een aggregator van het Brabantse erfgoed voor Europeana. Dat wil zeggen dat we de collecties zoals die op Thuis in Brabant staan aan op Europeana aansluiten. De grotere instellingen, zoals het Brabants Historisch Informatie Centrum (BHIC), hebben hun collectie al online staan. Vanaf het object op Europeana klik je als bezoeker door naar de BHIC-pagina. Dat geldt niet voor de kleinere musea die zelf nog geen website hebben. Voor die musea komen bezoekers via Europeana terecht op de betreffende pagina op Thuis in Brabant.

Hoe ver is Thuis in Brabant met de aansluiting bij Europeana?
Vorig jaar hebben we twee collecties bij wijze van test aangesloten. Dat ging onder meer om 110.000 objecten van de collectie van het BHIC, en een kleine 1.500 objecten uit de collectie van Museum Jan Heestershuis. Voordat EuropeanaLocal op 1 juni dit jaar afloopt willen we de resterende collecties aansluiten.

Welke rol speelt EuropeanaLocal?
EuropeanaLocal is een van de vele projecten onder de Europeanaparaplu om content op Europeana te krijgen. EuropeanaLocal richt zich op het regionale en lokale erfgoed in Europa, en is er daardoor vooral voor de kleinere instellingen. Sommige partners van EuropeanaLocal richten zich op een heel land, sommige op een deelgebied. Dat laatste geldt ook voor ons, ons werkgebied is Noord-Brabant. We hadden ons graag op heel Nederland gericht, maar omdat het project maar tot juni loopt was dat niet haalbaar. Daarvoor is het te tijdrovend.

Waarom is EuropeanaLocal nodig?
Thuis in Brabant is er vooral voor kleinere instellingen die hun collectie nog niet op internet hebben staan. Vaak hebben juist zij heel interessant materiaal. Via EuropeanaLocal hebben ze toch de kans om op Europeana te komen, ze zouden anders de weg naar Europeana niet goed kunnen vinden. Als aggregator wijzen we hen daarop, waardoor regionale en lokale erfgoed toch een plaats krijgt op Europeana.

In het algemeen is EuropeanaLocal nodig omdat het organiseren van de aansluiting op Europeana veel werk vergt. Het projectbureau van Europeana kan dat niet allemaal zelf doen. Daarom hebben ze in alle landen partners gezocht die zich als aggregator willen opstellen. Die aggregatoren verzamelen de metadata van collecties en sturen deze door naar Europeana. Alleen daardoor is het haalbaar gebleken om vijftien miljoen objecten op Europeana te krijgen. Als Europeana met elke individuele instelling zou moeten communiceren, dan zou het al snel uit elkaar vallen. Wel zijn er grote instellingen in Europa die hun data rechtstreeks op Europeana zetten.

Hoe ziet de weg van een Noord-Brabants museum naar Europeana eruit?
Allereerst benaderen wij een museum of benadert een museum ons. Vervolgens maken we een afspraak en bespreken we hoe ver ze zijn met registreren en digitaliseren. Als je bijvoorbeeld geen afbeelding bij een object hebt, dan kun je al niet op Europeana. Want Europeana stelt dat duidelijk als eis. Voldoet een instelling daaraan, dan bekijken we samen welke objecten ze graag op Europeana willen hebben. Het hoeft dus niet altijd om de hele collectie te gaan, soms bijvoorbeeld alleen het deel dat is geregistreerd of gedigitaliseerd.

Vervolgens maken we een export in een XML-bestand van de collectieregistratiedatabase van de instelling, automatisch of handmatig. Een XML-bestand is een plat tekstbestand. Met die data gaan we aan de slag, we maken ze beschikbaar voor Thuis in Brabant. Vervolgens maken we de mapping voor het Europeana Data Model, bij ons verzorgt Cit dat. Cit heeft speciale software daarvoor,CollectionConnection, die ook wordt gebruikt voor Thuis in Brabant.

Voor de mapping hebben we vaak meer informatie nodig van de instelling om de velden goed te kunnen duiden. Dan vragen we door op de bedoeling van een veld. Europeana heeft heel veel velden die je kunt invullen. Om dat goed en zuiver te blijven houden moet je heel secuur werken. Is de mapping eenmaal compleet, dan hebben we een repository van alle metadata, dus een soort database van metadata, inclusief de bijbehorende links naar de plaatjes. Die bieden we vervolgens via OAI-PMH aan Europeana aan. Dat beschikbaar stellen van de metadata gebeurt via internet, dus gewoon via een url. Het team van Europeana kijkt vervolgens of de mapping klopt, volledig is, of de syntax klopt, en dergelijke. Klopt het niet dan komen ze vanzelf bij ons terug. Daarna worden de data door Europeana geharvest en staat alles erop.

Aan Europeana geven we door als we willen dat data worden gereharvest. In het begin was dat moeilijk, omdat ze capaciteitsproblemen hadden door de miljoenen objecten die zo ongeveer tegelijkertijd moesten worden aangesloten. Nu is het op individuele basis mogelijk om afspraken te maken over de frequentie van het harvesten. Voor sommige instellingen is dit eens per drie maanden, voor andere eens per jaar. We maken hierover per instelling afspraken, vooral afhankelijk van hoe snel en hoe vaak informatie in een collectiedatabase verandert.

Welk collectiedatasysteem gebruiken instellingen?
Eigenlijk alles wat je maar kunt verzinnen. De meeste musea gebruiken Adlib. Voor de aangesloten archiefinstellingen met hun beeldbanken, is dit Pictura. Sommige instellingen hebben zelf een database in elkaar gezet, ook dat kan prima werken. Het Breda’s Museum werkt bijvoorbeeld met Filemaker Pro. Het maakt ons niet uit, zolang we maar een XML-export uit die database kunnen krijgen. Iedereen maakt gebruik van de DEN-standaarden, dus dat is in orde.

Terug naar boven
______________________________________________________________________________

6. INVESTERINGEN IN TIJD EN GELD, TOEKOMST

Kost de mapping van de collecties je veel tijd?
Als een instelling consistent en goed registreert, dan is de belangrijkste stap al gezet. Alles wat daarna komt is een kwestie van uitwerken. Daarbij maakt de hoeveelheid metadata niet uit. Het gaat erom dat de collectie goed is geregistreerd in een databasesysteem, en de links naar de afbeeldingen zijn gewaarborgd. Als dat zo is, dan kunnen we in principe binnen een maand de mapping maken en de data op Europeana krijgen.

Vaak lopen we tegen praktische problemen aan, omdat bijvoorbeeld een goede link naar de afbeelding ontbreekt. Als het om een klein aantal objecten gaat herstellen we dat zelf. Maar bij grote hoeveelheden gaan we terug naar de instelling, dan moeten ze zelf de aanpassingen maken. Soms duurt het dan lang, omdat het ervan afhangt hoeveel tijd de instelling hiervoor heeft. Hetzelfde  geldt voor het aangeven van het soort object. Europeana maakt onderscheid in vier soorten objecten: tekst, audio, video en image. Als we het soort object uit de aangeleverde gegevens moeten afleiden omdat het ontbreekt, kan dat veel tijd vergen en gaan we soms terug naar de instelling. Al doen we het in principe zelf, als aggregator moeten we er ook voor zorgen dat de data wordt genormaliseerd.

Welke struikelblokken zie je voor instellingen voor aansluiting bij Europeana?
Er zijn vier struikelblokken die een instelling kan tegenkomen bij het aanbieden van de collectie voor Europeana. Allereerst: bij elk object moet een afbeelding zijn. Als je dat niet hebt, dan houdt het al snel op. We hebben bijvoorbeeld ruim 85.000 boeken uit de Brabant-Collectie op Thuis in Brabant, waarbij we geen afbeelding hebben. Daar kwamen we pas achter toen we het wilden aanbieden aan Europeana. Het staat wel in de beschrijving, maar we hadden er niet bij stilgestaan. We dachten, dat gaat wel goed. Niet dus. Die boekencollectie zouden we alleen kunnen aanbieden als we daarvoor een groot apart digitaliseringproject zouden starten, maar dat kost teveel tijd en geld. Binnenkort schroeft Europeana ook de kwaliteitseisen voor de thumbnails aan, ze willen een betere kwaliteit als minimale standaard. Nu staan er bijvoorbeeld nog collecties op Europeana van tienduizend objecten waarvan er tweeduizend geen afbeelding hebben. Dat wordt binnenkort dus niet meer geaccepteerd. Dat heeft nogal wat gevolgen. Want stel, je hebt die tweeduizend thumbnails niet. Hoe ga je die objecten dan weer uit de data die bij Europeana aanbiedt filteren? Dat is voor instellingen te lastig, dus dat zullen wij op aggregatorniveau doen. Dat betekent voor ons dus veel extra uitzoekwerk.

Een ander punt is het normaliseren van de data. Op dit moment valt het nog mee, maar Europeana gaat ook hier de lat hoger leggen. Nieuwe richtlijnen sturen we door naar de aanleverende instelling, zodat zij er rekening mee houden bij het registreren van nieuwe objecten. Neem het datumveld. Dat is nu nog een vrij veld, waar ‘1900’ in kan staan, of ’17e eeuw’. Maar in de toekomst wordt dit naar een ISO-standaard genormaliseerd en moet je het als YYYY-MM-DD aanleveren. Dat betekent voor ons als aggregator ontzaglijk veel werk. Want hoe ga je om met ‘2e helft 18e eeuw’? Dat valt niet te automatiseren. Het houdt in dat je handmatig alles moet aanpassen, met techniek valt slechts een deel op te lossen. We moeten nog bezien hoe we daarmee omgaan. Het is goed dat Europeana meer eisen stelt, maar het moet wel praktisch haalbaar zijn.

Dan heb je nog het probleem van de rechten. Elk object heeft een veldnaam ‘rights’. Het invullen daarvan is nu nog optioneel, maar in de nabije toekomst verplicht. Hoe moet je daar dan mee omgaan? Dat is een breder probleem dan Europeana zelf. Het vergt veel onderzoek om te achterhalen waar de rechten liggen, voor grote collecties is dat niet te doen. Op dit moment gaan we er heel pragmatisch mee om: we laten het aan de instellingen zelf over, want die zijn er verantwoordelijk voor. We geven wel van alle opties de voor- en nadelen aan de instelling door. We respecteren elke keus die een instelling maakt. Een aantal instellingen is overgestapt naar Creative Commons licenties. Dat is een mooie optie, maar ook dan moet je weten waar de rechten liggen. De instellingen die het niet precies weten en er pragmatisch mee om willen gaan, zetten de naam van de instelling in het rechtenveld. Instellingen die de rechten precies uitgezocht willen hebben, maar de gegevens niet hebben, komen ook niet op Europeana. Eigenlijk is het niet te doen met de huidige wetgeving.

Een laatste struikelblok zijn de agreements met Europeana. Europeana heeft twee soorten agreements. Voor de grote instellingen die rechtstreeks aan Europeana leveren is er het Dataprovider Agreement. Voor ons als aggregator is er het Aggregator Agreement. De instellingen die bij ons zijn aangesloten moeten het natuurlijk eens zijn met de inhoud daarvan. Een aantal instellingen kan zich echter niet vinden in de voorwaarden van het agreement en willen daarom niet ondertekenen. Het gevolg is dat we hun collectie niet kunnen doorzetten naar Europeana.

Over de agreements is veel discussie. De agreements tackelen vooral de metadata en de thumbnails, dus niet het object zelf. Europeana wil op korte termijn de voorwaarden van de agreements aanpassen. Allereerst worden de agreements eenvoudiger, compacter. De andere aanpassing gaat over het ‘non-commercial clause’, het heikelste punt. Deze clausule staat er nu nog in, maar komt binnenkort te vervallen. Dat betekent dus dat de metadata doorgestuurd kunnen worden naar commerciële partijen. Sommige instellingen hebben er geen moeite mee, andere wel. Voor ons kan dat het aansluiten van collecties op Europeana belemmeren. Want als wij het Aggregator Agreement hebben ondertekend, sluiten we ook met de collectieaanleverende instelling contracten af. Zij moeten zich dus in ons contract met Europeana kunnen vinden. We vinden ook dat je je als instelling daar goed bij moet voelen, anders moet je je data niet ter beschikking stellen. Heel eenvoudig. Daardoor haakt een aantal instellingen bij ons af, dat zien we nu al, ze willen eerst zien wat er gebeurt.

Wij werken samen met kleinere instellingen, waarvan een aantal voor de registratie met vrijwilligers werkt. Met deze vrijwilligers zijn meestal geen contracten afgesloten. Daarmee zouden in principe de rechten van de metadata bij de vrijwilligers liggen. Stel dat een commerciële partij een mooi verdienmodel verzint, dan zou een vrijwilliger aanspraak kunnen maken op de verdiensten. In de praktijk zal het zo’n vaart niet lopen. Op dit moment is er nog geen commerciële partij die iets met de metadata doet, het is ook moeilijk om hiervoor een verdienmodel te ontwikkelen. Maar het kan dus zijn dat instellingen in de toekomst contracten afsluiten met vrijwilligers die gaan registreren.

Maken jullie veel kosten?
Nee, er zijn voor ons niet veel financiële kosten aan verbonden. We nemen in principe alles op ons, als de data maar goed worden aangeleverd. Voor een instelling kan het indirect kosten met zich meebrengen, bijvoorbeeld als een instelling nog moet digitaliseren of omdat de registratie nog niet op orde is. Maar als je collectie goed is geregistreerd en gedigitaliseerd zijn er geen extra kosten aan verbonden.

Welke struikelblokken zijn er voor jullie als aggregator?
Wat we vaak tegenkomen is het lagere kennisniveau bij kleine instellingen als het gaat om registreren en digitaliseren. Dat maakt het soms wat lastig communiceren. Sommige kleine instellingen registreren wel, maar kunnen hier nog veel hulp bij gebruiken om dat op een goede manier te doen. In samenspraak met de museumconsulent [van Erfgoed Brabant] bepalen we hoe je een instelling daarbij kunt begeleiden. Dat is ook weer leuk, de praktijkkennis die ik opdoe voor het aansluiten van een collectie kan ik weer teruggeven aan een instelling.

Verder kan het maken van de mapping lastig zijn, omdat je informatie moet duiden. Dat heeft dus weer alles te maken met de kwaliteit van registreren. Soms verschillen beschrijvingen zeer, dan is het moeilijk uit elkaar te halen wat nou wat is. Dat brengt veel extra werk met zich mee.

Wat raad je instellingen aan die nog niet op Europeana staan?
Ik zou zeggen, gewoon doen! Met een goede collectieregistratie is het relatief eenvoudig je aan te sluiten bij dit soort platforms. Het registreren van objecten is tijdrovend werk, het digitaliseren ook. Maar je komt er als museum niet onderuit. Want als je op internet niet meer vindbaar bent, dan ben je onzichtbaar en besta je niet. Bovendien, het datamodel van Europeana wordt een blauwdruk van hoe je data moet registreren. Als je je daaraan houdt, dan is je collectie exporteerbaar naar alle andere platforms.

Hoe zie je de toekomst van Thuis in Brabant voor Europeana?
Met het eindigen van Europeana Local houdt ook de Europese subsidiestroom op. Het werk valt echter niet in een keer stil, als Thuis in Brabant willen we ons als aggregator voor Europeana blijven opstellen. Als een collectie op Thuis in Brabant staat, dan willen we deze ook op Europeana beschikbaar maken. Mochten de collecties worden geactualiseerd, bijvoorbeeld omdat er meer beschrijvingen bij de collecties komen, dan waarborgen we dat. Of dat voor een museum is of een heemkundekring, dat maakt ons niet uit. Ook bij wijze van extra service naar de instellingen. Want we merken dat meer instellingen daardoor hun collecties op Thuis in Brabant willen hebben. Ze hoeven alleen maar hun content aan te leveren, wij zorgen ervoor dat het op Europeana wordt aangesloten. Dat kost ze verder helemaal niks.

Het vervolg moeten we uit eigen middelen halen. Het gevaar is dat het hele netwerk dat nu is opgebouwd binnen EuropeanLocal ineens wegvalt. Natuurlijk zou ik graag extra financiële middelen willen hebben, maar dat gaat niet gebeuren. Daarom is het zo belangrijk dat er een nationale aggregator komt voor meerdere jaren, eventueel aangevuld met domeinaggregatoren en provinciale aggregatoren zoals Thuis in Brabant. Dat is een model dat goed kan werken, alleen dan is er een goede infrastructuur om de data op Europeana beschikbaar te maken én houden. Want het blijft nodig om data aan te vullen, aan te passen en dergelijke. Als EuropeanaLocal is afgelopen hebben we vooral een organisatorisch probleem, geen technisch. De kennis, know-how en infrastructuur die nu is neergelegd, met Europees en eigen geld, mag niet verloren gaan.

Terug naar boven